vrijdag 5 juni 2009

EEN HUIS VAN LIEFDE

Wij hebben ons nooit illusies gemaakt.

Het was tussen ons geen liefde op het eerste gezicht (toch niet van mijn kant). The bastard heeft me nooit doen denken aan een prins met een witte knol, er was geen sprake van blinde passie, en als je me 12 jaar geleden verteld had dat hij de man was waarmee ik ooit 2 kinderen zou verwekken, had ik je zowel vierkant als dubbel en dik uitgelachen. Hij was op zoek naar seks en affectie, ik wilde geluk en liefde. Ik vond niet meteen wat ik zocht, en hij zag in mij een uitdaging. We probeerden elkaar eens uit en tiens, het bleek te klikken.

En toch. Toch was er iets. Iets speciaals. Alleen van ons. We bleken beter bij elkaar te passen dan je op het eerste gezicht zou hebben gedacht (geloof me, als ik iedereen een pint zou moeten geven die indertijd zei dat hij niet bij me paste, zou ik blut zijn – én stiepelzat). We koesterden geen torenhoge, moeilijk in te lossen verwachtingen. We waren blij met wat we hadden en we bleken veel te hebben. We vonden dezelfde dingen leuk en waren graag samen, koesterden verlangens die samen dromen vormden, konden eindeloos met elkaar praten en lachen, en begrepen elkaar beter dan de meeste koppels. We maakten bijna nooit ruzie, slaagden erin om meningsverschillen op een volwassen manier uit te praten en maakten er een punt van om mekaar niet als vanzelfsprekend te beginnen zien. We waren simpelweg gelukkig. En zo zeemzoeterig verliefd op onze onverwachte compatibiliteit dat onze omgeving er kotsmisselijk van werd.

Tegen alle verwachtingen in (ook die van mij) bleven we bij elkaar. We gingen samenwonen, kochten een huis, begonnen een waanzinnige verbouwing. We maakten een prachtig kind, trouwden, verbouwden nog wat verder, besloten na lang aarzelen voor nog een baby te gaan… en we hielden oprecht van elkaar. Hij van mij, ik van hem, wij van onze kleine vogel, onze kleine vogel van ons, en iedereen van babyvogel … Ons huis, dat was er een van liefde.

Zet ons apart en je zou je ons nooit als koppel inbeelden. Maar als je ons samenbracht, onstond er iets. Een sfeer, een gloed, iets onbestemds. Een aura dat niet alleen ons, maar ook onze omgeving omgaf in een warm licht. Als ik niet zo’n doorgewinterde cynicus was, zou ik bijna durven opperen dat we voor elkaar geboren leken.

Dat dacht ik ooit. Nu weet ik het niet meer. Het enige dat ik wel weet is dat dat speciale gevoel weg is. Kwijt, foetsie, spoorloos, verschwunden.

Als bedrogene doorloop je blijkbaar verschillende fases. Ik heb er al verscheidene achter de rug en ben nu zover dat ik ‘m onlangs heb kunnen zeggen dat ik het hem vergeef. Veel van de dingen die we vroeger hadden, hebben we inmiddels geheel of gedeeltelijk terug. We kunnen terug praten met elkaar. Ik kan beleefd zijn, vriendelijk, zelfs lief. Ik kan belangstelling tonen en ook alweer bezorgd zijn. Ik kan zelfs terug over mijn lippen krijgen dat ik hem graag zie. Want dat is ook zo.

Maar die speciale draad die ons op onzichtbare wijze met elkaar verbond, die is weg. De warmte is weggesijpeld, het licht uitgefloept. De romantiek in onze relatie, die heeft the bitch eigenhandig de strot toegeknepen. En ik weet begot niet hoe we dat terug moeten halen. Hij durft niet meer romantisch te doen omdat hij al een paar keer met zijn kop tegen de muur gelopen is. Ik kan hem niet meer diep in de ogen kijken zonder the bitch daarin weerspiegeld te zien. Als we net lekker gevreeën hebben (jazeker, dat doen we dus nog wél, en met de nodige toewijding), heeft ze zelfs het lef om tussen ons in te komen liggen.

Onlangs waren we 12 jaar samen. Voor het eerst in onze relatie hebben we dat niet gevierd. Valentijn hebben we ook al geskipt dit jaar. Ik ben eens benieuwd of dergelijke dingen ooit nog voor ons weggelegd zijn.

Voor een buitenstaander lijken het misschien details. We praten, lachen, genieten van de zon en van de kinderen, wat the fuck wil je nog meer?
Wel, ik wil the lot. Ik wil romantiek. Liefde, lust, weten dat je bij elkaar blijft tot je krakkemikkig bent, passie met een grote P, een goeie verstandhouding, graag samen zijn, vanzelfsprekendheid zonder woorden. Doodgewoon geluk.
Want ja, nu pas besef ik dat ik dat allemaal wél had.

Maar was dat echt of toch niks meer dan louter een illusie?
Het is die vraag die me nekt.
Of beter gezegd: ons nekt.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten